Witgat -

De hemel is ook niet alles Ja, het is echt waar, er bestaat een vogel die Witgatje wordt genoemd omdat hij een wit gatje heeft. Het is een nerveuze steltloper die niet opvalt omdat hij zulke goede schutkleuren heeft. Hoe hij zo nerveus is geworden en hoe hij aan zijn witte gatje is gekomen lees je in dit nieuwe verhaal.

De engelen in de hemel hebben een zwak voor vredelievende schepselen. Niet alleen mensen, maar ook dieren. Dat ondervond een kleine, bangige steltloper die onophoudelijk gepest werd door de brutale gaai en ekster. “Breng me een visje, en snel een beetje!” kraste de ekster bijvoorbeeld. De gaai krijste voortdurend dat hij wel een lekker spinnetje wilde. Nooit was het steltlopertje snel genoeg en dan werd hij uitgelachen, gepikt en onder water geduwd. Nooit vocht hij terug. Hij wist dat dat zinloos was: hij was toch niet sterk genoeg. Dus onderging hij gelaten de pesterijen. Maar dat prikkelde zijn plaaggeesten tot steeds grover gedrag en zo werd het leven van het steltlopertje een hel op aarde.

Vanuit de hemel zagen de engelen hoe de bange, bruine vogel geslagen, geschopt en vernederd werd en ze besloten hem uit zijn lijden te verlossen: zijn hellebestaan mocht hij ruilen voor het hemels paradijs. Een tweetal engelen daalde af naar de aarde om hem mee te nemen naar de hemel.
“Daarbinnen zul je voor eeuwig gelukkig zijn,” zeiden de engelen, wijzend op een grote eikenhouten deur. “Klop maar aan, Petrus zal je binnenlaten. Hij weet dat je komt,” en weg vlogen ze.

Daar zat hij dan, helemaal alleen, voor een immense deur die - zo leek het - metershoog voor hem oprees. Hij voelde zich nietiger dan ooit. Nee, de toegang tot wat het hemelse paradijs moest zijn, zag er niet erg uitnodigend uit. Uiteindelijk vatte hij moed en vloog omhoog, tot bij een raampje achter een gouden rasterwerk, en tikte beschroomd aan. Al snel ging het raampje open en werd hij beschenen door enkele stralen hemellicht. “Ik… ik ben het, het steltlopertje. De engelen hebben me hierheen gebracht,” stamelde de vogel schroomvallig. Maar gelijktijdig met het hemellicht stroomden er ook geluiden door het raampje naar buiten. De schrik sloeg hem om het hart, want tussen alle geluiden hoorde hij duidelijk ook het schorre gekrijs van een ekster en het huiveringwekkende gekras van een gaai.

“Wacht, dan open ik de deur,” klonk het. Maar door die maar al te bekende geluiden hadden angst en paniek zich meester gemaakt van de kleine vogel. Het hemels paradijs is een illusie, ze nemen me in de maling, flitste het door zijn kop en hij keerde zich om, om weg te vluchten. Net op dat moment zwaaide de hemeldeur op een kier open en nu viel er ook een streep van het witte hemellicht op zijn buik en gatje. Als dit bijzondere licht je eenmaal heeft beschenen, dan blijft dat voor altijd te zien. Zo kregen niet enkel de witte stippen op zijn verentooi, maar ook de witte onderkant van de bruine vogel voorgoed een lichte witte kleur. Sindsdien wordt het steltlopertje “witgatje” genoemd.

Witgat -
Witgat

Op zijn terugtocht naar de aarde dacht hij: Die engelen kunnen me nog meer vertellen! Hoe kan de hemel nou het paradijs zijn als eksters en gaaien er verblijven? Wie weet wat voor kwelgeesten er nog meer zijn. Ik ga verhuizen, ver weg van degenen die mij het leven zuur maken. Ik maak wel mijn eigen paradijs op aarde!

Hij heeft zijn paradijs gevonden aan de stille oevers van vaarten en rivieren, meestal alleen, zodat hij zich niet hoeft aan te passen aan anderen. Maar de angst zit er nog diep in. Daarom wipt hij voortdurend nerveus met zijn kop en kont op en neer, altijd alert op gevaar.


Vanaf het water heb je kans af en toe een Witgatje (Tringa ochropus) langs de modderige walkant van rustige riviertjes en sloten te zien scharrelen. Opvallend is dat hij zijn achterlijf regelmatig opwipt. Het is een schuwe, solitair levende, kleine steltloper die als je met je boot rustig langs vaart, plotseling luid roepend en zigzaggend opvliegt. Opvallend zijn de witte stuit en staart en donkere vleugels, zowel aan de boven- als onderzijde. Hij heeft een spanwijdte van ongeveer 40 cm. Voor zover bekend kunnen ze in het wild 12 jaar worden. Met hun middellange snavel eten ze vooral diertjes die in de modder leven. In moerasgebieden in Noord-Europa en Rusland broedt hij in verlaten nesten in bomen. In Nederland en België strijken in de trekperiode van juli tot september enkele duizenden Witgatjes neer. Slecht een paar honderd overwinteren hier, de meeste gaan door naar midden en zuidelijk Afrika. Wereldwijd zijn er naar schatting één tot drie miljoen Witgatten en hun aantal lijkt vrij stabiel.